Investeer in literaire tijdschriften

Schaf de schrijversbeurzen grotendeels af en investeer in literaire tijdschriften. Daar wordt de Nederlandse literatuur alleen maar beter van.

Ieder jaar maakt het Letterenfonds openbaar welke schrijvers van de staat een beurs hebben gekregen, variërend van 5.000 tot 55.000. Dit jaar zat daar bijvoorbeeld A.F.Th. van der Heijden bij, maar ook een hele reeks schrijvers van wie zelfs een redacteur van een literair tijdschrift nog nooit gehoord heeft. Welk ander belang dan dat van deze onbekenden dienen deze beurzen precies?
Inmiddels is duidelijk geworden dat de subsidie voor literaire tijdschriften na 2012 wordt stopgezet. Ze krijgen niet minder geld, ze krijgen helemaal geen geld meer. Met als gevolg dat het voortbestaan van roemruchte tijdschriften als De Gids en Tirade in gevaar is gebracht, tijdschriften die al decennia een podium bieden voor belangrijke Nederlandse schrijvers.
Naar mijn overtuiging kun je beter investeren in literaire tijdschriften dan in schrijversbeurzen. Het gaat me niet per se om die schrijversbeurzen; het liefst zou ik het geld dat minister Schippers overheeft voor sportcoaches gebruiken voor de literaire tijdschriften. Maar het volk van Nederland heeft nu eenmaal maar een beperkt bedrag over voor de literatuur (en dat is ook te begrijpen). Dus dan zit er niets anders op dan nadenken over een betere verdeling van dat bedrag.
Geld geven aan tijdschriften in plaats van aan schrijvers zorgt ervoor dat ze allebei van elkaars bestaan afhankelijk worden. Nu is het zo dat alleen de tijdschriften afhankelijk zijn van de schrijvers. Want de groten der Nederlandse literatuur publiceren sporadisch of helemaal niet in literaire tijdschriften. De reden ervoor is eenvoudig: het verdient nauwelijks en vrijwel niemand leest die periodieken nog. Zeer ten onrechte, maar dat terzijde.
Wanneer schrijvers geen beurs meer krijgen, maar wel 2.000 euro kunnen verdienen met een tijdschriftpublicatie, dan zullen ze werk gaan inzenden. Door een paar van die tijdschriftpublicaties, aangevuld met een voorschot van hun uitgever, verdienen ze genoeg om aan hun roman te werken. Dat geldt uiteraard niet voor schrijvers die hun sporen al verdiend hebben, zoals Jeroen Brouwers en A.F.Th. van der Heijden. Die moeten vooral hun beurzen blijven krijgen, en daarbij moet men vooral niet zuinig zijn. Maar ook voor hen wordt het interessanter om hun bijdragen naar bijvoorbeeld Tirade te sturen. Het argument dat literaire tijdschriften te weinig lezers trekken, telt dan niet meer. Want als Brouwers, Van der Heijden, Rosenboom, Enter, Thomése, Otten, Grunberg, Buwalda en Van Dis, aangevuld met goede minder bekende schrijvers die volgens het oude systeem een beurs zouden hebben gekregen, allemaal in een nummer van een literair tijdschrift staan, dan zal dat nummer veel verkocht en veel gelezen worden.
Kortom, betaal de schrijver niet direct maar indirect. Daar red je de tijdschriften mee. En dat is uiteindelijk in het belang van de Nederlandse literatuur.

© NRC Handelsblad